Iedere zaterdag verschijnt hier een column van Rolf Slotboom.
Rolf is een van Nederlands beste pokerspelers en tevens een internationaal gewaardeerd schrijver van pokerboeken en artikelen.
Het Pokerface & De Profvoetballer
Als je alle trainers, technisch directeuren, commentatoren en analytici mag geloven, dan is de voetbalsport veel verder geëvolueerd dan welke andere sport ook. Echter, op het gebied van het pokerface valt voor de gemiddelde voetbalprof nog heel wat te leren. Aan de zogenaamd onschuldige blik van menig schopper of duikelaar kan immers nog wel wat worden verbeterd. De speler die na weer een mislukte schwalbe wanhopig opkijkt naar de man in het zwart – tja, daar ziet zelfs een doorsnee B-referee wel doorheen. Net als het onschuldig spreiden van de armen, na net daarvoor iemand volledig onder de zoden te hebben geschopt. Te vaak gezien, en eerder een erkenning van schuld dan van onschuld.
Wat dat betreft kan menig voetballer een voorbeeld nemen aan Marco Materazzi, de spijkerharde verdediger van Inter – en zeer recent ook wereldkampioen geworden met de Italiaanse ploeg. Een slager pur sang, zegt u? Ja, natuurlijk. Ik weet dat, en u weet dat – maar het gaat erom of de scheidsrechter het ook weet.
Een doodgewone wedstrijd, pas geleden in de Serie A. De spits van de tegenpartij wacht op een voorzet van de flank, om zo de beslissing in de wedstrijd te forceren middels een briljante kopbal. Materazzi ziet wat er gaat gebeuren, beseft dat de spits waarschijnlijk veel te snel voor hem is, en doet het volgende. Hij gaat staan in de looplijn van de speler, zijn elleboog uitgestoken op hoofdhoogte van de spits. De voorzet komt, en Paf! De opponent loopt recht tegen zijn elleboog aan. De spits is vol geraakt, volledig out, en het bloed stroomt van zijn gezicht. ‘Wat een schandelijke overtreding!’ hoor ik u roepen. ‘Jazeker’, zeg ik. ‘Schandelijk, dat zeker – maar perfect uitgevoerd.’ Helemaal omdat de dader, Materazzi, niet na de daad een of andere onschuldige blik opzet die hem verraden zal. Nee, hij kijkt simpelweg met een wat verveeld gezicht naar de aangerichte schade, als om aan te geven: ‘Tsss, wat een aansteller.’ Het bloed stroomt over het lichaam van de spits, maar het gezicht van de dader vertrekt geen spier. Dat is pas een pokerface!
Een tweede voorbeeld. Ik geef toe, het is uit een grijs verleden, maar toch. In een wedstrijd van – als ik het me goed herinner – het Nederlands elftal deelt Sjaak Troost, robuuste verdediger van Feijenoord, een geweldige schop uit aan een doorgebroken speler. Echt een schandalige overtreding, een donkerrode kaart. Maar de goden zijn Sjaak goed gezind. Hij komt goed weg: de scheidsrechter beloont zijn doodschop met slechts een gele kaart – en hij mag dus blijven staan. Desalniettemin belaagt Troost de scheidsrechter alsof hem groot onrecht is aangedaan, en het moet gezegd: hij brengt het geloofwaardig. Door het image uit te stralen van een stoere-maar-faire verdediger brengt hij wat twijfel in de geest van de scheidsrechter. En zo creëert hij extra speelruimte voor het restant van de wedstrijd wat betreft het maken van verdere overtredingen. Kortom: Een goed pokerface.
Hoe het niet moet? Wel, dan kunnen we dicht bij huis blijven – bij onze vriend Arjen Robben. Ongetwijfeld een fantastische jongen, goed voor zijn moeder, begenadigd voetbaltalent. Maar zelfs bij het aanzetten van de dribbel ziet iedereen het al aankomen: Hij wil duikelen. En als hij dan ook inderdaad gáát duikelen en de scheidsrechter niet fluit… wel, dan staat het gezicht van onze ster op vollédig verongelijkt. Hoe kan hém dit onrecht toch worden aangedaan? Tja, als dit nu één keer gebeurt, dan is er nog niet zo veel aan de hand – maar het tafereel herhaalt zich wel vijf, zes keer per wedstrijd.
Ik zou Arjen graag trainen om a) niet te laten zien dat hij wil gaan duikelen, en b) als hij dan toch duikelt, simpelweg te blijven liggen in plaats van direct te gaan reclameren. Zo creëert hij mogelijk iets meer sympathie bij zowel publiek als referee, zodat hij in de toekomst ongestoord – en succesvol – kan blijven duikelen.
Onsportief, zegt u? Ja natuurlijk. Maar voor sportiviteit moet je niet bij mij zijn. Of men nu netjes speelt of als een crimineel, bij mij gaat het in eerste instantie om het resultaat. Het gaat mij er om eerlijk te lijken – en het ook daadwerkelijk eerlijk zijn is daarbij niet meer dan een mooie bonus.